Molentaal in Zuidoost-Nederland
De Molentaal is bekend. In verschillende delen van het land wijken deze echter af van de standen die steeds in publicaties genoemd worden. Grootste verschillen zitten in de rouw en vreugd. Vreugd was in grote delen van Nederland gewoon overhoek. Rouw was meestal ‘komend’ of ‘gaand’, dus vóór of áchter de rechtstand.
In juni 2002 schreef Jan Scheirs in de Gildebrief nr 2 van dat jaar een stuk dat specifiek over de rouwstand in Brabant ging; de kómende stand. Deze rouwstand bestrijkt echter nog een veel groter gebied en kwam voor in zowel de Nederlandse als de Belgische delen van Limburg en Brabant. Dit gebied is waarschijnlijk nog veel groter. Zo horen er nog bij het gehele Rheinland en delen van de Achterhoek.
De molentaal in Zuidoost-Nederland wijkt dus af ten opzichte van de meeste andere delen van het land. Echter deze traditie dreigt verloren te gaan en verdrongen te worden door de “Hollandse” standen. Deze en andere streekkenmerken worden verdrongen door de vele publicaties omtrent deze gebruiken waarbij steeds vergeten wordt dat er in allerlei delen van het land andere gebruiken gelden.
Molenstanden geven geheime berichten door
Naast de molenstanden die breed gehanteerd worden voor vreugde of verdriet of om aan te geven dat een molenaar even afwezig was, kennen molens in uitzonderlijke tijden zoals in tijden van oorlog of bezetting, ook nog andere standen. Want de wieken zijn ideaal om door hun stand berichten door te geven over een grotere afstand. Zo werden tijdens de Tweede Wereldoorlog de wiekenstanden vaak gebruikt om boodschappen door te geven die de bezetters niet mochten weten. Ook kon door de stand van de wieken aangegeven worden of een gebied veilig of onveilig was. Als de bezetters echter deze geheime signalen wisten te achterhalen, resulteerde dat meestal in het opblazen van de molens.
De meest voorkomende (Zuid-Oost Nederlandse) wiekenstanden
|
Rechtstand
Molen in de werk-rust. Molen staat klaar om weer aan het werk te gaan. |
|
Rust
Op zon- en feestdagen en andere dagen van rust stond de molen ‘euverhooks’ (overhoeks) of ‘in ‘t kruuts’ (in het kruis).
Bij feestelijke gelegenheden werden de wieken nog versierd met vlaggen e.d. Op zaterdagavond werd de molen door de mulder nog even ‘in de zunjig’ gezet. Tegenwoordig vrijwel in onbruik geraakt, doordat molens niet meer dagelijks bemand zijn.
|
|
Rouw
Bij overlijden van mulder of familielid, werd de molen in de ‘rouw’ gezet. Vaak bleef men deze wiekstand 6 weken lang gebruiken. De molen staat stil vóór de onderste wiek zijn laagste punt bereikt of de bovenste wiek voor het hoogste punt bereikt.
Bij overlijden van leden van het Koningshuis wordt de molen tot en met de bijzetting in de rouw gehouden. |
|
Op de bil
De bilstand. Molen kan niet malen omdat de molenaar de molensteen aan het billen is. De mensen konden zien dat men niet naar de molen hoefde te gaan. |
|
Geen Werk
Als de molen met de zeilen voor stil staat was er geen maalwerk meer op de molen of er was een acuut defect. Maar meestal zat men gewoon om maalgoed verlegen.
Tegenwoordig ziet men molens wel eens zo staan als de mulders pauzeren. |
|
Molen in ‘t kruus, mulder naar huus
Als de mulder tussendoor naar huis moest eten, terwijl zijn maalwerk nog niet gedaan was, dan werd de molen gevangen (geremd) en in de zeilen in de overhoek achtergelaten. Aan deze stand was dan van ver te zien dat de molenaar even van het werk weg was. ‘Staat de molen in het kruus, dan is de mulder naar huus’. Ook molenaars die meel moesten rond brengen lieten op dergelijke manier de molen achter. Voor dit gebruik mocht er wel geen onbetrouwbaar weer zijn…
|
|
Feeststand
Bij extra feestelijke gebeurtenissen in het dorp, bij een groot feest in de familie van de molenaars of op de verjaardag van de Koningin versierden de molenaars hun molen en plaatsten de molen in de feeststand. |
|
Geboortestand:
Opgaande roede werd bij deze molen alleen gebruikt als er een molenaarsdochter of zoon geboren was. |